dinsdag 5 november 2013

Boekverslag 1 klas 6 (stromingsboek): Kees de jongen - Theo Thijssen

05-11-2013
Boekverslag 1 (stromingsboek), Marc de Mik 6B


Algemene informatie
Standaardtitelbeschrijving

·         Titel: Kees de jongen

·         Auteur: Theo Thijssen

·         Uitgave: Agathon/Unieboek b.v., Bussum 1974

·         Druk: 1923

·         Pagina’s: 338

 
Genre
Ontwikkelingsroman, sociale roman.

 
Samenvatting
Kees Bakels woont samen met zijn ouders, zijn jongere zusje Truus en zijn jongere broertje Tom in Amsterdam. Zijn ouders hebben een schoenenwinkel. Kees zit in de zesde en de laatste klas van de lagere school. Het gaat goed op school. Kees wordt benoemd tot 'jongen-van-de-bel', hij moet de deur openen voor laatkomers en ouders. Lees wil anders zijn dan de anderen. Als de kinderen op school prijzen mogen kiezen, kiest Kees een schaakspel. Een prijs die nog nooit iemand heeft gekozen. In de loop van het verhaal komt Rosa Overbeek bij Kees in de klas. Ze komt van een rijk instituut en Kees vindt haar al vanaf het eerst moment bijzonder. Hij vindt dat ze samen boven de medeleerlingen uitsteken en fantaseert regelmatig over haar.

Thuis gaat het minder goed. Zijn vader is ernstig ziek en de armoede staat voor de deur. Net als zijn vader weigert Kees de armoede en de ziekte van zijn vader te accepteren. Ondanks de armoede geeft zijn vader Kees een nieuwe atlas en een mooi pak in plaats van een vermaakte oude mantel. De cadeaus zijn een aderlating voor het gezin, maar leven voort als hoogtepunten in de herinnering van Kees. Zijn vader sterft als Kees met zijn broertje en zusje bij een oom en tante is. Op school ontfermt Rosa zich over hem. Ze schudt haar hoofd als de leraar voorstelt om te gaan zingen. Zingen in een klas waarin een jongen zit die net zijn vader heeft begraven, dat gaat toch niet? Kort daarna geeft ze Kees een pen. Kees vlucht ermee zijn fantasie in.

 Thuis gaat het na de dood van zijn vader steeds slechter. Ze verhuizen en krijgen een nieuwe kamergenote: juffrouw Dubois. De moeder van Kees begint samen met haar een koffie-en theehandeltje om aan geld te komen. Kees helpt hen door de nieuwe voorraden op te halen. Als de koude winter en hoge stookkosten het gezin verder de armoede in drijven, accepteert Kees de neergaande lijn. Hij besluit een baas te gaan zoeken en de school te verlaten. Zijn moeder gelooft hem eerst niet, maar is hem later vooral dankbaar.

In de slotscène van het boek ontmoeten Kees en Rosa elkaar. Op aandringen van Rosa, die merkt dat hij ergens mee zit, vertelt Kees dat hij gaat werken. Rosa kust hem op zijn wang en vlucht dan weg. Kees voelt zich zielsgelukkig.

 Verwerkingsvragen

 a. Noteer puntsgewijs de kenmerken van je stroming. Wees zo volledig mogelijk.
De stroming waaruit dit boek afkomstig is, is die van het neoromantiek. De kenmerken daarvan zijn:

-          Post-impressionistisch taalgebruik.

-          Niet rationeel, zakelijk en somber, maar fantasievol, wonderlijk en idyllisch.

-          Thema’s als eenzaamheid, zwerflust, verzet tegen de maatschappij en onvervulde verlangens (escapisme) en dood en verderf.

-          Beschrijvingen van het bovennatuurlijke en geheimzinnige (noodlot) en van exotische streken.

-          Gevoel en verbeelding staan centraal.

-          De neoromanticus leeft in onvrede met de hem omringende werkelijkheid, dit leidt tot verlangen.

 
 b. Licht de kenmerken die je bij a. genoemd hebt toe met voorbeelden uit de tekst, situaties uit de tekst, fragmenten of citaten.
Sommige kenmerken zijn in dit boek heel goed terug te vinden. Vooral het begrip ‘verlangen’ is in dit boek zeer evident. Kees is een dromer. Hij fantaseert over van alles en nog wat, o.a. over het meisje op wie hij verliefd is: Rosa Overbeek. Ook fantaseert hij zeer vaak over allerlei situaties waaruit zou blijken wat voor een keurig en beleefde jongen hij wel niet was en hoe goed hij de Franse taal beheerste.  Een voorbeeld van zijn fantasierijke gedachten is al te vinden in hoofdstuk 1, waar Kees van zijn gymnastiekleraar de opdracht heeft gekregen om voor hem wat schermspullen te halen. Kees fantaseert: ‘’De gymnastiekmeester was dus schermmeester ook, bedacht hij. Stel je voor, dat kòn toch best: straks kwam-ie aanzetten bij de gymnastiekmeester. ‘Zo Bakels, ben je d’r al. Geef maar ‘es hier. Dank je wel, hoor, maar loop nou niet dadelijk weg, je hebt toch geen haast?’ ‘Nee meneer, ik heb de hele middag de tijd, om vijf uur eten we pas.’ ‘Nou maar, dan kan ik je best ‘es wat schermen leren. Of kàn je ’t al?’ ‘Niks meneer, wel dikwijls van gehoord en gelezen.’ ‘Steek hier je kop dan ‘es in.’ En ze deden allebei hun maskers voor. ‘Ga mee maar naar de tuin, hebben we de ruimte.’ Begonnen ze… ‘Je hebt me maar wat wijsgemaakt, Bakels, je hebt het méér gedaan. Ik heb m’n handen vol an je.’ ‘Nee meneer, gerust niet.’ ‘Nou maar, dan heb je aanleg, veel aanleg, hoor. Rust nou maar ‘es even uit. Vermoeiend hè?’’’
Uiteraard doet deze hele situatie zich niet voor, maar het is kenmerkend voor Kees’ fantasie.

 Een andere passage die ik graag met u wil delen, staat in hoofdstuk 14. Na het overlijden van zijn vader, bedenkt Kees dat het misschien handig is om reclamebiljetten te laten drukken en verspreiden. Hij fantaseert weer volop over de manier waarop hij dat zou aanpakken: ‘’Waarom lieten ze ook niet ‘es van die reklamebiljetten drukken en uitdelen? Hij zou wel raad weten, en ze bij allerlei kennissen bezorgen. Op school de jongens opstoken: ‘Hier, geef deze brief aan je vader, en zeg dat-ie bij ons moet kopen; prachtige schoenen, jong, en verrekt-goedkoop, we winnen d’r zowat niks op, maar we willen ze nou eenmaal verkopen, hè.’ Al de meesters en juffrouwen gaf-ie een biljet, de juffrouwen van ’t bewaarschool van Tom bracht-ie d’r ook een paar. ‘O, als ze hem maar ‘es lieten begaan! Hij met ’n heel pak brieven de deftige grachten langs. Nee, niet zo-maar in de brievenbus stoppen. Een beetje moeite doen. Aanbellen. Mevrouw te spreken vragen. Ja zeker, te spréken. Hij zou zich niet door de meid laten afschepen. En dan zó beleefd binnenkomen, zó eeuwig-netjes zijn, dat mevrouw dacht: ‘Hé, wat zou dàt voor een jongen zijn.’’’
Ook dit is weer een van Kees’ tekenende fantasiegebeurtenissen.

Verder komt het thema ‘dood’ in dit boek aan de orde. De vader van Kees overlijdt namelijk. Kees heeft het hier wel moeilijk mee en hij ergert zich ook aan het gedrag van zijn broertje en (vooral) zijn zusje, die gewoon willen blijven buitenspelen e.d. Uiteindelijk moeten ze om deze reden zelfs verhuizen. Ook het thema dood is dus van toepassing.

 Ook het thema ‘eenzaamheid’ komt een heel klein beetje terug, maar zeker niet heel duidelijk. Die periode van eenzaamheid hangt een beetje samen met zijn vaders overlijden, maar dat is eigenlijk ook logisch. Dan moet hij even een poosje niet veel van anderen hebben, maar in andere delen van het boek heeft hij het wel over vriendjes e.d. dus is er daar niet echt sprake van eenzaamheid.

 
c. Leg uit welke mate het door jou gekozen boek een exponent is van de betreffende stroming.
Ik moet zeggen dat als ik de kenmerken van de neoromantiek eens naast dit boek leg, dat het me tegenvalt hoeveel ‘raakvlakken’ het heeft. M.u.v. van het thema ‘dood’ (en een beetje ‘eenzaamheid’), komen de andere thema’s eigenlijk niet terug. Ook van de andere kenmerken komt alleen het kenmerk van verlangen en fantasie zeer veelvuldig terug in het boek. Neem bijvoorbeeld het bij de kenmerken genoemde thema ‘verzet tegen de maatschappij’. Dat is in dit boek, mijns inziens, juist niet het geval. Kees is, of gedraagt zich in ieder geval als, een zeer beschaafde en beleefde jongen, die geen enkele vorm van recalcitrantie jegens volwassenen of bestaande maatschappelijke situaties vertoont. Hij doet graag alles ‘zoals het hoort’.  Het thema ‘zwerflust’ komt ook niet echt terug in het boek. Sterker nog, Kees wil bijv. liever helemaal niet verhuizen. Wel zwerft hij graag een beetje door Amsterdam, maar ik denk niet dat dat met op dit thema van toepassing is.

 Ook van de noodlotsgedachte is niet echt sprake. Wel sterft Kees’ vader in het boek, maar dat is in dit geval volgens mij geen kenmerk van het noodlot, daar Kees het zelf ook niet zo ervaart. Uiteraard vindt hij het heel erg dat zijn vader komt te overlijden, maar geen enkele keer staat in het boek iets genoemd van dat dit onvermijdelijk is en dat iedereen dit overkomt o.i.d. Daarnaast ik ook het beschrijven van het bovennatuurlijke en geheimzinnige en van exotische streken niet van toepassing op dit boek.

 Van escapisme is tenslotte ook niet echt sprake. Weliswaar fantaseert Kees zeer vaak, maar of hij dit doet om bewust te ontsnappen uit de werkelijkheid is nog maar de vraag. Kees is helemaal niet ontevreden met de werkelijkheid (m.u.v. de periode na zijn vaders dood uiteraard) en heeft daarom ook niet echt de behoefte om hem te ontvluchten.  Veel fantaseren en het willen ontvluchten van der werkelijkheid staat in dit geval volgens mij dus niet aan elkaar gelijk.

Al met al zijn er dus wel degelijk kenmerken van de neoromantiek in het boek terug te vinden, maar ook niet zoveel als ik aanvankelijk zou denken.


Bronnen:

http://leesdossierelisevantilborg.blogspot.nl/2011/10/leesverslag-kees-de-jongen-theo.html



PowerPoint literatuurgeschiedenis
 
 
Marc de Mik
6B




donderdag 27 juni 2013

Boekverslag 3 klas 5 (leesgroep): Grip - Stephan Enter

27-06-2013
Boekverslag 3 (leesgroep), Marc de Mik 5B

Hieronder volgt het verslag van het door ons gelezen boek. Ons groepje bestond uit: Koen Donselaar, Kjell-Erik Prins, Jesse Gosker en ik.


Gemeenschappelijk deel

Verwachtingen: We hadden redelijk hoge verwachtingen van dit boek. Het duurde nogal lang om een boek te kiezen, omdat we het niet met elkaar eens konden worden, maar uiteindelijk hebben we toch redelijk unaniem besloten om dit boek te kiezen. Dat kwam vooral door de mooie voorkant met een prachtig landschap en door de interessante flaptekst.
De verwachtingen zijn aardig uitgekomen. Het boek leest goed door en de landschappen die ons zulke hoge verwachtingen bezorgden werden mooi beschreven. Wel vonden we dat de gedachtes van de personages erg werden uitgesponnen. Het kwam daardoor ietwat gemaakt over. Over het algemeen zijn onze verwachtingen echter uitgekomen.

Titelverklaring: De titel slaat op het feit dat de hoofdpersonen grip proberen te krijgen op hun leven door de belangrijke keuzes die ze maken.

Personages: Er zijn vier personages in het verhaal: Paul, Vincent, Martin en Lotte. We hebben gekeken naar deze personages en hoe ze zijn veranderd in de tijd tussen hun avontuur op de Lofoten en het bezoek van Vincent en Paul aan Lotte en Martin. Uiteindelijk zijn we tot de conclusie gekomen dat de personages zo veel niet veranderd zijn en vooral de manier waarop ze tegen zichzelf aankijken veranderd is. Een voorbeeld hiervan is Vincent; iedereen (behalve Lotte) kijkt tegen Vincent op, omdat hij zo stoer en sportief is, terwijl hij dat van zichzelf allang niet meer vindt. Hij mist de spanning en de sensatie in zijn leven.

Setting, perspectief: Van de twee settings (Lofoten, brussel/Wales) vonden we allemaal de Lofoten het mooist beschreven, de schrijver is er of zelf geweest en beschrijft zijn ervaringen of heeft er goed onderzoek naar gedaan. Iedereen krijgt van de flashbacks naar Noorwegen wel een beetje kriebels om het zelf te zien. Het gevolg hiervan was dat Brussel, de trein en Engeland/Wales een beetje tegenvielen als setting, het was niet dat het niet goed was maar het voelde gewoon minder dan de Lofoten. Wat we een van de sterkste punten van het boek vonden was het perspectief. Na ongeveer 80 pagina’s waren de gebeurtenissen duidelijk, maar in de andere delen krijg je telkens een ander perspectief van een ander personage te zien en de schrijver heeft dit leuk uitgewerkt.

Motieven en Thema’s: Wij hebben twee grote motieven onderscheiden. De eerste hiervan is onsterfelijkheid: de personages lezen dat de mens in de toekomst eeuwig zal leven dit blijft terugkomen in het verhaal samen met de visie van de personages op onsterfelijkheid. Verder was een terugkerende thema Levenskeuzes. Ieder personage heeft namelijk op de Lofoten keuzes gemaakt die nu nog hun leven beïnvloeden en dit soort keuzes komen steeds naar voren in het verhaal.

Oordeel: We vinden dat het verhaal zeer goed is opgebouwd. In de meeste boeken zie je alle gebeurtenissen door de ogen van slechts één persoon. In dit boek gaat het echter om vier vrienden die elkaar na twintig jaar weer zullen ontmoeten. Eerst is Paul de hoofdpersoon. Hij zit minstens 30 pagina´s lang in de trein met zijn oude vriend Vincent. Je ziet Vincent door Pauls ogen en leert hoe hij over Vincent denkt. In een ander deel van het boek zie je hetzelfde moment door de ogen van Vincent en leer je hoe hij denkt over zijn vrienden en de rest van de wereld. Het verschil is vaak enorm. Wij vinden dit een hele goede manier om een boek te schrijven, omdat je zo een gebeurtenis van verschillende kanten ziet. Het is vaak erg moeilijk om je goed in te leven in een ander persoon, maar dit boek helpt daarbij.
Dit boek roept wel een soort triestheid op. Als Paul de hoofdpersoon is, krijg je het idee dat de vier mensen een hechte groep vrienden waren die elkaar na zoveel jaren graag weer willen zien. Naarmate het boek vordert wordt steeds meer duidelijk dat de vier eigenlijk heel verschillende mensen zijn die helemaal niet zoveel gemeen hebben. Sommige van hen willen ook eigenlijk helemaal geen reünie. Dit zorgt voor het beeld dat vriendschap eigenlijk een illusie is en daar wordt je niet vrolijk van. Het feit dat het boek emoties oproept, zegt wel iets over de kwaliteit. Als een boek iets met je doet, is het geen pulp.
Het boek is dus zeker niet tegengevallen, maar het behoort niet tot de boeken die je een heel leven bijblijven.

Persoonlijke conclusie
De grootste moeilijkheden ondervonden we bij het uitkiezen van het boek. Eigenlijk hadden we allemaal wel andere interesses en we werden het ook niet snel eens over welk boek we zouden kiezen. Op een gegeven moment viel mijn oog op dit boek en dat leek ook de anderen wel wat. Uiteindelijk was iedereen dus toch tevreden met de keuze voor dit boek. De volgende keer kan de keuze misschien toch wel wat sneller en effectiever. Daarna liep de samenwerking goed; moeilijkheden hebben we, mijns inziens, eigenlijk niet ondervonden. Ik vond het leuk om bij deze opdracht te vergelijken wat iedereen van het boek vond (onze meningen kwamen over het algemeen wel vrij overeen) en zo bekijk je het boek ook eens van een andere kant. Dit boek had het leesniveau 4. Bij het volgende boek zal ik dan ook insteken op dit niveau of een niveau hoger. Over het algemeen vond ik dit boek wel goed te doen. Ik zit er aan te denken om 'Het Diner' van Herman Koch te lezen. Dus misschien wordt dat mijn volgend keuze.


Marc de Mik
5B

donderdag 30 mei 2013

Verwerkingsopdracht Romantiek klas 5: Muziek

30-05-2013
Verwerkingsopdracht Romantiek, Marc de Mik 5B
 
Ik heb gekozen voor de verwerkingsopdracht 'muziek' voor de Romantiek.
 
Omschrijving van de opdracht:
Kies drie muziekstukken uit: een stuk kenmerkend voor de klassieke stijl, een stuk kenmerkend voor de barok en een stuk kenmerkend voor romantische muziek. Schrijf een beschouwing waarin duidelijk de kenmerken (klassiek, barok of romantisch) van de uitgevoerde composities wordt uitgelegd. Gebruik ongeveer 500 woorden. Plaats je verslag met de bijbehorende muziekstukken (links naar YouTube) op je blog.
 
Uitvoering van de opdracht:
Hieronder volgt mijn uitwerking van de opdracht.
 
Barok
Le Quattro Stagioni - Vivaldi
 

Le Quattro Stagioni is wellicht een van Vivaldi’s bekendste stukken. In dit stuk vertaalt Vivaldi op sublieme wijze de vier jaargetijden in muziek. Vivaldi is een van de bekendste Barokcomponisten; andere bekende componisten uit deze tijd zijn Monteverdi en Bach. Dat Vivaldi in de tijd van de Barok leefde is goed te zien in zijn muziek. Barok is afgeleid van het Portugese woord ‘barocco’, wat iets betekent van ‘grillig gevormde parel’. Dat is in de muziek ook zeer goed te merken. Een periode in de kunst is altijd een reactie op de voorgaande en ook hier is dit het geval. De muziek uit de Barok staat in schril contrast met die uit de Renaissance, waarin orde en rust van groot belang zijn. Iets heel anders dus dan de bombastische en expressieve muziek uit de Barok. Dat is ook in dit stuk van Vivaldi goed te horen.  Op vele punten neemt de muziek een wending en wordt het opeens ‘druk’ en ‘wild’. Luister maar eens naar 18:13 in het bijgevoegde filmpje. Dit stukje is u allen waarschijnlijk wel bekend en het benadrukt goed de grillige vorm van de Barok. De componisten in de Barok waren ervan overtuigd dat hun muziek gevoelens kon opwekken; ze wilden de mensen als het ware prikkelen. Al met al is dit dus een muziekstuk dat zeer duidelijk in de tijd van de Barok geplaatst kan worden.
 
Classicisme
Eine Kleine Nachtmusik - Mozart
 
Mozart is onlosmakelijk verbonden met klassieke muziek. Hij was actief in het Classicisme, de tijd waaraan wij de naam ‘klassieke muziek’ hebben overgehouden. Dat is enigszins verwarrend, aangezien we de muziek uit de Barok en de Romantiek ook omschrijven als klassieke muziek. Als we het dus specifiek over dit tijdperk hebben, gebruiken we de term classicistische muziek. ‘Eine Kleine Nachtmusik’ is een van Mozarts bekendste werken. Iedereen is eigenlijk wel bekend met de eerste tonen van dit stuk. In het Classicisme keek men weer met volle bewondering naar de kunstenaars uit de Klassieke Oudheid. Grote nadruk werd dus weer gelegd op begrippen als evenwicht, regelmaat en zelfdiscipline. Dat is in dit prachtige stuk van Mozart goed te horen. Hij heeft al het extravagante en expressieve van de Barok weggelaten, zodat er een stuk ontstaat dat voldoet aan allerlei normen, zoals die in die tijd werden nagestreefd. Een erg mooi stuk, dat typerend is voor het Classicisme.
Romantiek
Symphonie fantastique - Berlioz
 
Berliosz is de toonaangevendste Franse componist uit de Romantiek. De Romantiek lijkt qua stijl meer op de Barok dan op de Klassiek. Ook in de Romantiek is er sprake van veel bombasme en expressiviteit. Een kenmerk van de Romantiek is bijvoorbeeld echter dat de melodie lijdt tot een climax of een rustpunt. Dat is goed te zien in het filmpje vanaf 27:20. Ook zijn er veel tempowisselingen in de Romantiek en dat is ook in dat fragment goed te horen. Ook dit vind ik een mooi stuk, waarin de kenmerken van de Romantiek goed duidelijk in worden.  
Ik hoop dat ik op deze manier een duidelijk beeld heb geschetst van de verschillende muziekstijlen.
 
 Bronnen:
 
Marc de Mik
5B



 

donderdag 16 mei 2013

Verwerkingsopdracht Verlichting klas 5: Literatuur - Imaginair reisverhaal

16-05-2013
Verwerkingsopdracht Verlichting, Marc de Mik 5B

Ik heb gekozen voor de verwerkingsopdracht 'literatuur' voor de Verlichting.
Hieronder volgt mijn zelfgeschreven imaginaire reisverhaal.


Advocaat van de duivel
 
De rechter keek me doordringend aan. Niet wetend wat te antwoorden, zocht ik aan mijn linkerzijde de ogen van mijn advocaat. Hij gaf me een teken dat ik beter kon zwijgen, dus zo deed ik. Daarna stond hij zelf op en, nadat de rechter hem het woord had gegeven, begon aan een bevlogen Ciceroniaanse redevoering. De rechter bleek daarentegen weinig onder de indruk, en dat bleek ook uit het vonnis: 10 jaar gevangenisstraf, waarvan 2 voorwaardelijk. Gelijk daarna werd ik naar buiten begeleid door twee bodybuildtypes die blijkbaar hun agressie niet kwijt konden en die daarom maar op mij botvierden. Niet met het minste geweld werd ik vervolgens in een busje gegooid dat me met hoge snelheid naar de gevangenis in Vught moest brengen. Onderweg daarnaartoe ging het echter flink mis. Terwijl ik op de houten bank achter in het busje zat, werd ik opeens met een grote snelheid tegen de achterwand aan geslingerd. Ik voelde een stevige pijn door mijn hoofd trekken, maar verbeet me. Ik besefte dat we met volle snelheid ergens tegenaan moesten zijn geknald. Door de klap waren de achterdeuren van het busje uit hun slot geschoten en ik twijfelde geen moment. Ik trapte de deuren open en sprong op de weg. Ik stond midden op een kruispunt en keek schichtig om me heen. Voelend aan mijn hoofd dat steeds heviger begon te bonzen, zag ik dat we recht op een Citroën C3 waren ingereden. Van mijn beide beveiligers ontbrak ieder spoor en toen ik naar binnen keek in het busje zag ik waarom. De bestuurder hing over het stuur en ik zag gelijk dat hij dood was. Op een of andere manier hadden de airbags niet gewerkt, want ook de tweede beveiliger, de bijrijder, was omgekomen bij de botsing. Hij was door de vooruit heen gevlogen en lag op de motorkap. Veel tijd om me te bedenken had ik niet. Ik sprintte weg richting het centrum, dat stond aangegeven op de borden. Bij welke stad ik me bevond was me een raadsel, maar wel zag ik na een paar minuten gelopen te hebben een bord opduiken waarop het station aangegeven stond. Ik zette nog even aan en kwam hijgend en puffend het station binnenrennen. Er kwam net een trein aanrijden en mensen verdrongen zich voor de deuren om naar binnen te kunnen. Ik maakte vliegensvlug een rationele afweging en besloot me bij de ondertussen in de trein stromende massa te voegen. Eenmaal binnen liet ik me volledig afgepeigerd vallen op een stoeltje. Wat er daarna is gebeurd is me een raadsel, maar toen ik mijn ogen weer opendeed zakte mijn mond open van verbazing.

Ik bevond me nog steeds in de trein, die intussen helemaal leeg was. Ik keek uit het raampje. De zon scheen fel over het glooiende landschap, de bloemen stonden  in bloei en in de verte denderde een waterval met grote hoeveelheden water naar beneden. Het was werkelijk adembenemend. Mijn vergaping aan al deze weelde werd echter bruut verstoord doordat de trein opeens hard remde. Ik schoot vooruit van mijn stoeltje en kon me ternauwernood vastklampen aan een van de palen in het gangpad. De deuren gingen open en ik stapte uit. Toen ik echter uitgestapt was, kreeg mijn neus het zo zwaar te verduren dat ik dacht dat hij eraf zou vallen. Stank. Ongelooflijke stank. Al die natuurweelde waar ik me in de trein nog zo aan had zitten vergapen, werd in een klap tenietgedaan door de vreselijke geur die in de omgeving hing. Ik bedekte mijn neus met mijn mouw, maar het richtte helemaal niets uit. Die vreselijke geur, die ik eigenlijk niet omschrijven kan, doordrong alles; ik had het gevoel dat mijn organen er door aangetast werden. Totaal geen oog meer hebbend voor al het natuurschoon, begon ik te rennen. Nergens was enige vorm van leven te bekennen. Ik rende totdat ik erbij neerviel. En toen, hoe ik het voor elkaar kreeg is me nog steeds een raadsel, viel ik in slaap en legde me in Morpheus armen.

Toen ik wakker werd, moest ik eerst een aantal keer met mijn ogen knipperen. Ik bevond me in een donkere ruimte en toen m’n ogen een beetje aan het donker gewend waren, kon ik wat voorwerpen onderscheiden. In de hoek stond iets dat op een kast leek en verder zag ik nog wat meubilair als tafels en stoelen. Ik draaide mijn hoofd naar de andere kant. ‘’Schrik niet’’, vertelde een man mij. Zijn waarschuwing was compleet aan dovemansoren gericht, daar ik me helemaal wezenloos schrok. Nog nahijgend van de me zojuist overkomen bijna-hartaanval-ervaring richtte ik me iets op. Ik lag op een tafel, waar ik nauwelijks op paste. Tot mijn verbazing echter, kwam de man die mij zojuist had laten schrikken amper boven de tafel uit. Ik ging staan en stootte niet al te zacht mijn hoofd tegen een dwarsbalk. Dat verbaasde mij, aangezien ik slechts 1 meter 70 ben. De man naast mij was echter nog kleiner en kwam ongeveer tot mijn middenrif. Ik zakte door mijn knieën, opdat ik niet nog eens mijn hoofd zou stoten. ‘’Volg mij’’, zei de man rustig, ‘’dan breng ik je naar buiten waar je rechtop kunt staan. Pas op je hoofd.’’ Ik moest inderdaad flink door mijn knieën zakken om door de deuropening te passen van het vertrek waar ik zojuist wakker was geworden. Vervolgens kwamen we in een woonkamer terecht, waar het plafond niet hoger was. Ik volgde de man naar buiten en kon eindelijk rechtop staan. Ik strekte me eens goed uit en keek om me heen. Weer viel mijn mond open van verbazing. Zo mooi als de natuur net was geweest – ik begon me weer flarden te herinneren van wat er gebeurd was – zo afzichtelijk was het hier, hoewel je eigenlijk niet van natuur kon spreken. Ik bevond mij middenin een straat waar alles grijs en grauw was. De hemel was volledig bepakt met een wolkendek, zodat er geen straaltje zon op de aarde – was dit nog wel aarde? – viel. Dit maakte dat het erg donker was op straat. Alle huizen en gebouwen om mij heen waren grijs geblakerd en er was haast geen enkele kleur te bekennen, afgezien van wat oranje-gele vlaggen in de verte, een soort frisbee op de stoep en de daarentegen zeer felle kleding van de man die erg veel weg had van een kabouter. ‘’Laat ik me eerst eens voorstellen’’, begon de man. ‘’Mijn naam is Paulus.’’. Ik moest grinniken – ik had al verteld dat de man op een kabouter leek – maar probeerde mijn lachen zo goed en kwaad als het ging in te houden. ‘’Wat is er’’, vroeg Paulus. ‘’Oh niets’’, zei ik, ‘’je doet me aan iemand denken. Mijn naam is Bram.’’ Ik legde mijn relatief grote hand in zijn kleine handje en schudde die. Ik begon tegen hem te praten, niet wetend wat er allemaal gaande was. ‘’Waar ben ik Paulus? En waarom is alles zo grauw? En waarom zijn alle huizen en gebouwen hier zo laag? Wonen hier alleen maar lilliputters?’’ ‘’Ho, ho, ho’’, onderbrak Paulus mij, ‘’niet alles tegelijk. Lilli-wat zei je? De gebouwen zijn hier helemaal niet laag, jij bent gewoon ontzettend groot. Ik heb nog nooit iemand gezien die zo groot is als jij! Hoe kom je zo groot?’’. Hij keek me verwachtingsvol aan en ik antwoordde: ‘’Waar ik vandaan kom is bijna iedereen zo lang als ik, en vaak nog wel groter. Mensen die niet zo groot zijn, zoals jij, noemen we lilliputters. Daar had ik het net over.’’ Paulus scheen onder de indruk, maar ging er verder niet op in. ‘’Om op je vorige vraag terug te komen; je bevindt je in Grozkov.’’ Ik bedacht me dat deze naam perfect paste bij deze setting, maar ik zei er verder niets over. ‘’En waarom alles hier zo grauw is, is een lang verhaal. Kom mee, dan gaan we even een eindje verderop zitten op die stoeltjes daar.’’ ‘Die stoeltjes daar’ waren ook niet echt voor mensen van mijn formaat gemaakt, maar het hield me. ‘’Ik zal het je uitleggen’’, vertelde Paulus. ‘’Lang geleden was het hier nog helemaal niet grijs. We hadden een prachtige natuur, met bloeiende bloemen, prachtige landschappen en mooie wateren. Afijn, zeg maar wat je hebt gezien voordat we je vonden.’’ ‘’Ja, hoe kom ik eigenlijk hier’’, vroeg ik. Paulus antwoordde wat strenger dan net: ‘’Ho, niet alles tegelijk. Ik maak eerst dit verhaal af.’’ Ik knikte instemmend, enigszins beschaamd, en Paulus vervolgde zijn verhaal. ‘’Waar was ik? O ja, de prachtige natuur. Het wemelde er ook van allerlei diersoorten. Kortom, het was een ideale plaats om te leven. Toen heette ons land nog Folia en iedereen was gelukkig. We hadden een koning die goed voor ons zorgde. Hij droeg zorg voor alles wat we begeerden en zorgde bovendien dat de natuur intact bleef, zodat we in harmonie met de natuur konden samenleven. Hij had echter een concurrent die voortdurend op de macht uit was, Nurgus heet hij. Hij was een absolute tegenpool van de koning: hij was alleen maar uit op het krijgen van macht en bezit, en om de natuur bekommerde hij zich helemaal niet. De koning was een fervent voorstander van alles eerlijk delen, zodat er in Folia ook niet veel armoede was. Iedereen had wat hij nodig had. We leefden erg gelukkig, zoals ik al zei, totdat de koning ziek werd. Ernstig ziek. Hij wist dat hij zou worden opgevolgd door Nurgus, die al langer bezig was een staatsgreep voor te bereiden. Toch deed hij op zijn ziekbed, in de hoop toch nog een andere opvolger te krijgen, de belofte dat hij het land schade zou toebrengen als Nurgus aan de macht zou komen. Hij overleed niet lang daarna, en zoals verwacht greep Nurgus zonder enig verzet – iedereen was bang voor hem door zijn tirannieke uitstraling en de geheime politie die hij instelde om alles wat tegen zijn zin was te bestraffen – de macht. En toen gebeurde het. De hemel leek doormidden te scheuren zodat het land in twee delen werd gesplitst. Boven het deel waar de meeste steden lagen kwam een enorm wolkendek, zoals je nog steeds kunt zien, zodat er geen straaltje zonlicht de aarde meer kon bereiken. Alle gebouwen blakerden zwart en bijna alle kleur verdween. Het andere deel van het land behield zijn natuurschoon, maar over het hele gebied spreidde zich een verschrikkelijke stank uit, zoals je wel gemerkt hebt. Alle mensen die in dat gebied leefden, vluchtten halsoverkop naar dit gedeelte en de steden in het ‘mooie’ deel liepen daarom helemaal leeg. Hoe die steden er nu bijliggen – het zijn er maar een paar – weet niemand, want in de omgeving van die steden is de stank helemaal ondraaglijk en zelfs direct dodelijk. Nurgus leek er niet mee te zitten; de natuur scheelde hem helemaal niets en hij liet voor zichzelf een enorm paleis bouwen in een van de grootste steden.  Toen dat de bouw van dat reusachtige paleis echter voltooid was, voltrok zich een uiterst merkwaardige gebeurtenis. De grens van het leefbare, dus grauwe, en het niet-leefbare gedeelte verschoof ten ongunste van het leefbare. Dat betekende dus dat het gedeelte dat aan de ‘grens’ lag verdween in het niet-leefbare gebied , waardoor dat alles veranderde in prachtig natuurschoon, maar uiteraard met die ondraaglijke stank. Elke keer als Nurgus zijn hebzucht toonde door bijvoorbeeld iets voor zichzelf te bouwen, verschoof de grens steeds verder, zodat het gedeelte waar we nog konden leven steeds kleiner werd. Niet zo lang geleden is Nurgus overleden en werd hij opgevolgd door een kleinzoon van onze voormalige koning. Hij verklaarde al het bezit van Nurgus verbeurd en verdeelde het onder ons, als landgenoten. Toen dat gebeurde schoof de grens juist weer een stukje terug, zodat we weer iets meer leefruimte kregen. Het leek allemaal weer goed te gaan, en met elke keer dat de nieuwe koning wat deed dat voor iets meer gelijkheid zorgde, verschoof de grens weer een stukje terug en werd het wolkendek iets minder dik, zodat er langzaamaan hele kleine straaltjes zonlicht zichtbaar werden. Echter, Nurgus heeft ook familieleden nagelaten, die juist weer allemaal dingen voor zichzelf gaan doen en kopen. Dat kat-en-muisspel is vandaag de dag nog steeds gaande, zodat de grens zich niet meer beweegt. Maar ooit op een dag, zoals de oude koning beloofd heeft, zal, als Nurgus en al zijn aanhangers niet meer in leven zijn, heel de natuur overal weer terugkomen. Wanneer dat moment is, weet echter niemand.’’
 Paulus streek over zijn kleine baardje en keek voor zich uit. Ik wist ook niet wat ik moest zeggen, dus besloot ik ook voor me uit te staren. Toch was ik de eerste die wat uitbracht: ‘’Pfoe, dat is niet niks zeg…’’ ‘’Nee’’, beaamde Paulus. ‘’Iedereen wacht nog steeds op die dag, maar er moet eerst wel iets heel bijzonders gebeuren om de hele aanhang van Nurgus volledig uit te roeien.’’ Ik voelde medelijden met Paulus, maar uitte dit niet. Ik begon over iets anders. ‘’Maar wie heeft mij dan gevonden, en waarom waren zij daar?’’ Er verscheen een glimlach op Paulus’ gezicht. ‘’Eens in de zoveel tijd, gaat er iemand naar een bijzondere plant vlak bij de waterval. Die plant heeft een bijzondere geneeskundige werking, dus elke keer als er iemand lijdt aan de ziekte die wij ‘nelezam’ noemen, moet er iemand naar de plant om er wat van te halen. Dit keer was mijn moeder ziek, dus ben ik samen met nog twee mannen geweest. Onderweg zagen we jou liggen en hebben we je met heel veel moeite naar het leefbare gedeelte gesleept. Het was maar goed dat je niet zover bij de grens vandaan lag, anders hadden we het nooit gered. Je kunt je immers niet meer dan een uur in het niet-leefbare gebied begeven. Dat is dodelijk.’’ Ik prees me gelukkig om dit feit en maakte dit duidelijk door Paulus hartelijk te bedanken voor het redden van mijn leven. ‘’Hoe is het nu met je moeder?’’, vroeg ik, een beetje grinnikend om de ziekte die zij ‘nelezam’ – is dat omgedraaid niet mazelen? – noemen. ‘’Goed, gelukkig’’, verzekerde Paulus me. ‘’De plant heeft een directe geneeswijze, zodat genezing snel gaat.’’

Plotseling zag het aan het eind van de straat zwart van de mensen. Paulus sprong op en gilde een of andere noodkreet die veel weg had van ons luchtalarm. ‘’Ze, ze zijn er weer’’, stotterde Paulus. ‘’Wat is er dan?’’, vroeg ik, niets begrijpende van de hele situatie. ‘’De aanhangers van Nurgus’’, schreeuwde Paulus. ‘’Maak dat je wegkomt!’’ Ik kwam overeind en keek naar het schouwspel dat zich aan het eind van de straat voltrok, maar dat sneller dichterbij kwam. Weer moest ik een beetje lachen. Het was ook zo’n stom gezicht: allemaal lilliputters die zich in exprestempo richting ons begaven, bijna struikelend over hun korte beentjes. Ik rende achter Paulus aan naar binnen, maar vergat helemaal dat ik niet rechtop door de deur heen kon. Voor de derde keer vandaag schoot er een pijnscheut door mijn hoofd. Ik vloekte wat, maar verbeet me en rende achter Paulus aan de slaapkamer in. ‘’Wat komen ze doen dan’’, vroeg ik aan de bevende Paulus die zich met geknikte knieën achter het bed verschool. ‘’De aanhangers van Nurgus bestormen om de zoveel tijd de stad en nemen alles mee op hun rooftocht. De koning doet er alles aan om het tot een halt te roepen, maar tot nu toe is dat nog niet gelukt.’’ Hij was nog maar net uitgesproken, of een horde opgefokte lilliputters bestormde de slaapkamer. Ik was niet echt bang, aangezien ik toch al gauw twee koppen groter was dan mijn belagers. Toch had ik hun kracht niet moeten onderschatten. Ze leken even van mij te schrikken, maar herpakten zich vliegensvlug en gingen met z’n vieren om me heen staan. Ze begonnen net zolang aan me te trekken en te duwen tot ik uiteindelijk omviel. Met een harde klap viel mijn hoofd – ja, mijn hoofd had het zeer zwaar te verduren die dag – op een nachtkastje. Voordat ik volledig het bewustzijn verloor, hoorde ik Paulus nog zeggen: ‘’Oh die hebzucht, die vervloekte hebzucht.’’

Ik werd wakker in mijn bed. Niets herinnerde nog aan die vreemde droom die ik vannacht had gehad. Eén ding nam ik me echter wel voor: ik zou niet meer zo hebberig zijn als tevoren. Hoe die droom zo’n invloed op me kon uitoefenen, is voor mij nog steeds een raadsel, maar iets in me waarschuwde me dat de moraal van deze droom niet te verwaarlozen was. Ik keek op mijn wekker: 7.13 uur. Tijd om te gaan werken. Ik trok mijn toga aan en na een snel ontbijtje vertrok ik naar de rechtbank. Er was werk aan de winkel.
 
Marc de Mik
5B

woensdag 13 februari 2013

Boekverslag 2 klas 5: De hemel van Hollywood - Leon de Winter

13-10-2013
Boekverslag 2, Marc de Mik 5B


Algemene informatie

Standaardtitelbeschrijving

·         Titel: De hemel van Hollywood

·         Auteur: Leon de Winter

·         Uitgave: Wolters-Noordhoff, Groningen 2003                                                

·         Druk: 1997

·         Pagina’s: 285


Genre
Psychologische roman

Samenvatting
Deel 1
Na eengevangenisstraf wegens fraude keert de acteur Tom Green terug naar Hollywood en neemt zijn intrek in het St. Martin’s Hotel in een van de mindere buurten. Tom wil zijn leven weer op rails krijgen en gaat op zoek naar een baan. Want hij heeft nog maar $ 189 in zijn zak. Hij gaat naar zijn oude vriend Robert Kant, deze belooft hem werk maar hij overlijdt dezelfde nacht nog. Samen met Jimmy Kage, een acteur die na de dood van zijn zoon aan de drank raakte en zijn goede reputatie verloor, gaat Green naar Kant’s begrafenis. Daar stelt Kage Green voor aan Floyd Benson, een oscarwinnaar die nu werkzaam is als elektricien. Met z’n drieën gaan ze ‘s avonds na een zuippartij naar het Hollywood Sign. Beneden in het ravijn zien ze een lijk liggen en tot zijn schrik herkent Benson de dode: het is Tino Rodriquez. Hij heeft hem gezien toen hij een alarmsysteem aanlegde bij Rodney Digiacomo. Rodney en Tino die volgens Benson “gangsters” zijn, waren geld aan het tellen, veel geld. Geld dat ze alledrie heel goed kunnen gebruiken. Bang om van moord verdacht te worden, nemen ze Tino mee en doen ze hem in Benson’s diepvries. Green heeft een plan: ze zullen het huis van Rodney afluisteren, zich voordoen als politiemannen en vervolgens het geld stelen. Benson plaatst het afluisterapparatuur in en zo komen ze erachter dat de bende bestaat uit 5 personen, nl. Tino, Paula Cater, Rodney Digiacomo, Steven Banelli en ‘Muscle’ Fredericks. Allemaal werken ze in The Eldorado, een casino in Las Vegas. Als Green hoort dat Paula ook in het plot zit schrikt hij. Green heeft namelijk een verhouding met Paula gehad. Hij ziet Paula nog steeds als zijn grote liefde maar zij verliet hem. Na haar vertrek ging Green’s carrière snel achteruit, hij had zijn zelfvertrouwen verloren. Paula had voor die tijd een script geschreven ( De hemel van Hollywood) die een casinoroof beschreef. En Paula had nu haar script in praktijk gebracht. De 5 hadden 4 miljoen dollars vervreemd uit het casino. Het geld zat nu in een kluis in Rodney’s villa en Tino bezat de enige sleutel.

Steven en Muscle hebben Tino juist om de sleutel vermoord omdat hij hem niet wou geven. Paula en Rodney weten niet dat Tino dood is. Ze maken zich wel zorgen om hem. Paula gaat op zoek naar Tino in Las Vegas maar Green gaat haar achterna. Hij doet zich voor als een rechercheur maar Paula herkent hem en ze vertelt hem alles. Blijkbaar vertrouwde Tino het zaakje niet want hij heeft de sleutel naar Paula’s appartement gestuurd. Als Paula hoort dat Tino vermoord is door Steven en Muscle sluit ze aan bij Green. De volgende dag zou het gaan gebeuren. Green, Kage en Benson gaan verkleed als politieagenten en zullen zo Steven, Muscle en Rodney gaan ondervragen over de moord op Tino. Ze moeten mee naar het bureau ter ondervraging later die dag. Green had een bewoner van het St. Martin, Charlie ingehuurd als agent die een oogje op de villa moest houden. Paula houdt ondertussen alles in de gaten met het afluisterapparatuur. Ze hoort dat Rodney Steven en Muscle vermoord heeft. Dan belt ze Rodney op (want die denkt dat ze nog steeds in Las Vegas zit) en vraagt hem zo snel mogelijk ook naar Vegas te komen. Rodney verlaat meteen de villa en Green en consorten gaan terug naar de villa. Ze komen onderweg Rodney tegen in de auto. Ze gaan het huis binnen en maken de kluis open. Opeens staat Rodney met een revolver achter hen. Hij had Benson herkent in de auto. Kage schiet Rodney neer met zijn pistool en gaan dan weg. Met z’n vieren gaan ze naar het buitenland. Paula en Tom leefden nog lang en gelukkig.

 Deel 2
Er wordt in het plaatsje Menton, Frankrijk een verbrand lijk gevonden en neemt aan dat het Thomas Green is, de zoon van Max Grünfeld. Door de autobiografische aantekeningen die hij in zijn hotelkamer heeft gemaakt komen ze zijn levensverhaal te weten.

Charles leest in de krant over de drie lijken die gevonden zijn in het huis in Benidict Canyon en beseft dat hijzelf daar de wacht heeft gehouden. Twee weken later verdween Floyd Benson en een man Arnold Schwartz ontvangt een treatment (script) van Tom Green, genaamd de Hemel van Hollywood. De overeenkomsten met de drie Canyonmoorden zijn verbluffend. Zodra bekend was dat de moorden in verband stonden met Benson’s verdwijning brak er een gevecht los om de rechten van het script. Het onderzoek van de FBI loopt vast, op aanwijzing van het script werd er in Benson’s tuin gegraven maar het lijk dat ze vonden was niet die van Tino maar die van Benson. De bloedgroep in het huis waar de moorden zijn gepleegd kwam overeen met die van Benson. Green’s verslag werd nu getwijfeld en er werd een nieuw onderzoek ingesteld. The Eldorado bleek de Tropicana te zijn. Volgens het casino was er nooit geld gestolen en Tino was al lang vertrokken. Rodney en Vanessa Walace (= Paula Carter) lijken van de aardbodem verdwenen te zijn net als Jimmy Kage. FBI agente Irene Jackson ontdekt dat een vrouw een koelcontainer heeft gehuurd naar Marseille. Volgens haar was het lijk van Tino daarin vervoerd en hadden Tom en Vanessa dit allemaal gepland. Volgens Charlie leefde Tino nog en heeft hij en Vanessa het script geschreven en was het lijk in Frankrijk echt die van Tom. Maar hoe het echt zit is dus een groot raadsel.

 
Verwachtingen

Ik was op zoek naar een boek dat snel zou weglezen en ook een beetje spannend zou zijn. Na de mediatheek te hebben afgespeurd, kwam dit boek als een goede optie uit de bus. De informatie op de achterkant maakte al snel duidelijk dat het een (redelijk) spannend boek zou zijn, mede doordat er gangsters en een casinoroof in voor komen. Dat zijn doorgaans wel een elementen die een verhaal wat spannender en opwindender maken. Bovendien had ik van klasgenoten gehoord, die al eerder werken van De Winter hadden gelezen (zoals God’s gym), dat hij een boeiend kon schrijven en dat het met de spanning in zijn boek(en) wel goed zat. Ik was daarom eigenlijk al wel een beetje op zoek naar een boek van Leon de Winter en daarbij sprak dit boek me erg aan. Vandaar mijn keuze voor dit boek.

 
Motieven en thema

 Motieven

-          Drang naar geld→ Alle drie de hoofdpersonen (Green, Kage en Benson)  zijn aan lagerwal geraakte acteurs, die eigenlijk een beetje leven van week tot week. Ze hebben dringend behoefte aan geld (Kage en Green zitten bijvoorbeeld in een goedkoop hotelletje)  voor hun levensonderhoud en dus besluiten ze te proberen het geld van de gangsters te stelen. Eigenlijk is deze drang naar geld dus de aanleiding naar de gebeurtenis waar het in het boek allemaal om draait: het stelen van het geld van de gangsters.  Dit is dus een heel belangrijk motief.

-          Identiteitscrisis→ Alle drie de hoofdpersonen zijn een beetje op zoek naar zichzelf. Dat wordt vooral duidelijk bij Green, maar ook Kage en Benson vertonen hiervan duidelijke kenmerken.  Bij Green komt het vooral door zijn opvoeding (hij werd opgevoed door verschillende Joodse pleegouders). Hij komt daardoor later in de knoop met zichzelf; hij vraagt zich vaak af wie hij nu eigenlijk precies is en wat hij wil.

-          Film(wereld)→ Dit motief lijkt me overduidelijk. De drie hoofdpersonen zijn alle drie actief geweest in de filmwereld en koesteren daar goede herinneringen aan. Een heel groot deel van het boek heeft met film of Hollywood te maken. Zo is het eerste hoofdstuk geschreven in een soort ‘script-stijl’, dus zowel de tekst die de hoofdpersonen moesten zeggen als cameraposities en omgevingsbeschrijvingen. Ook blijkt dat de diefstal van het geld dóór de gangsters een in de werkelijkheid gebrachte versie van een script was dat Paula ooit schreef. Al deze filmaspecten in het boek zijn terug te voeren op het verleden van de auteur, die zelf ook naar de filmacademie ging.

Thema
Het thema van dit boek is het zoeken naar de werkelijkheid. Vooral in het laatste deel wordt veel verwarring veroorzaakt. Er wordt volledig in het midden gelaten wat nu precies de waarheid is, dat laat de auteur aan de verbeelding van de lezer over. Ook Green zoekt naar de werkelijkheid (zoals ik hiervoor vermeldde bij het motief ‘identiteitscrisis’). Natuurlijk is het boek zelf fictie, maar in het boek wordt er dus nogal wat aan de verbeelding overgelaten.

 
Beoordeling

Schrijfstijl
Over de schrijfstijl van Leon de Winter ben ik zeer lovend. Hij schrijft niet al te moeilijk (geen hele lange of erg ingewikkelde zinnen), waardoor het verhaal vlot leest. Ook maakt De Winter regelmatig gebruik van beeldspraak, wat het verhaal wat levendiger maakte. Soms vond ik echter wel dat de beeldspraak een beetje te ver doorgevoerd werd, maar dat was slechts zelden. Voor de rest vormde het namelijk een positieve toevoeging op het verhaal. Hij weet bovendien de spanning op sommige momenten goed op te voeren waardoor je als lezer wilt weten hoe het afloopt en dus lees je verder. In de volgende passage voert De Winter de spanning goed op: ‘’Ze keken de kluis in. Stapels bankbiljetten. Netjes naast elkaar geplaatst door de hand van een boekhouder. Het was bijna een anticlimax. Miljoenen dollars, gerangschikt, geordend, klaar voor gebruik op het eiland van Gaguin, voor het betalen van een Ierse drukker, een hotel in Marokko. Gehaast, zwijgend, klikten ze de zware Delsey’s open. ‘Klootzakken,’ klonk er achter hen. Rodney stond in de deuropening, revolver triomfantelijk losjes in de hand, en de acteurs lieten vallen wat ze vasthielden. Greens telefoon piepte maar hij kon niet antwoorden. Het was duidelijk wie het was: Paula meldde zich, door Charlie gewaarschuwd dat de Mustang was teruggekomen, en op haar beurt wilde zij Green waarschuwen.’’ (pagina 240-241) In deze passage zit de spanning er goed in. Je wilt weten wat er gaat gebeuren, of de acteurs het er levend vanaf brengen, hoe het met Rodney afloopt enz. Ik vind dus dat De Winter in dit boek goed met de spanning omgaat; zodra het verhaal iets lijkt ‘in te zakken’, volgt er weer een spannend moment waardoor je gelijk weer in het verhaal zit. Ook in de spannende stukken weet hij de spanning op te bouwen tot een climax. Dat vind ik erg goed aan dit boek.

Ook beschrijft De Winter regelmatig de omgeving. Wat erg opvalt zijn de omschrijvingen van plaatsen in Los Angeles. Hier volgt nog een citaat ter illustratie: ‘’Het kantoor van Kant & Associates bevond zich op de elfde verdieping aan Wilshire Boulevard, vlak bij Rodeo Drive. De ramen keken uit op de winkelstraten van Beverly Hills en, meer naar het noordwesten, op de groene heuvels van Bel Air, de zwaar beveiligde enclave van de allerrijksten.’’ (pagina 27). Op een gegeven moment vond ik al deze omschrijvingen van plaatsen in LA wel een storend worden en las ik er als vanzelf overheen. Maar het was zeker ook niet zo dat het het boek ‘verpestte’, want naarmate het boek vorderde kwamen de omschrijvingen steeds minder voor. Wat ik wel weer leuk vond, is hoe De Winter het leven in LA omschrijft, bijvoorbeeld dat van de daklozen, maar ook dat van de rijkeren, en hoe het er in zo’n Amerikaanse stad aan toegaat. Dat vond ik wel weer leuk (en interessant) om te lezen.

Inhoud
Ruimte
De ruimte vind ik, zoals ik hiervoor al heb verteld, erg interessant. Het hele verhaal speelt zich eigenlijk af in Los Angeles (m.u.v. het laatste deel waar vooral terugblikken e.d. worden beschreven). Door het verhaal in een Amerikaanse stad, in het bijzonder in LA, omdat daar natuurlijk Hollywood gelegen is, te laten plaatsvinden vind ik dat de schrijver het verhaal extra aantrekkelijk maakt. Van omstandigheden in Amerikaanse steden weet ik eigenlijk niet zoveel af, dus het lag buiten mijn belevingswereld en dat vind ik wel interessant. Het laten plaatsvinden van dit verhaal in LA is natuurlijk ook wel logisch, aangezien de filmwereld een van de belangrijkste motieven (het leidmotief) is en Hollywood daar gelegen is.

Tijd
Het verhaal speelt zich niet in chronologische volgorde af. Er wordt geregeld gebruik gemaakt van flashbacks, vooral in het laatste deel. In het eerste deel wordt de inbraak in het huis van de gangsters besproken en in het hoofdstuk daarna is het opeens ‘twee weken eerder’. Het tweede deel begint met de mededeling ‘elf maanden later’. Het tijdsverloop is dus verreweg van ‘gewoon’. Ik vond dit tijdsverloop echter wel een geschikte keuze. Het maakte het verhaal wat aantrekkelijker, wat minder saai. Bovendien zorgde het niet-chronologische tijdsverloop er niet echt voor dat je het boek minder goed snapte (behalve misschien in het laatste deel, waar de auteur je zelf laat nadenken over wat er precies gebeurd is).

 
Eindoordeel

 

 
 
 

 

Zoals in mijn oordeelbalk te zien is, ben ik zeer positief gestemd over dit boek. Ik vond het erg leuk en spannend en had het ook binnen no-time uit. Het heeft eigenlijk wel het hele boek mijn aandacht vastgehouden. Wat ik echter zowel als zeer positief als iets minder positief ervoer is het tweede deel.  Hier probeert de schrijver een beetje te doen of het verhaal min of meer ‘waargebeurd’ is, doordat in het laatste deel duidelijk wordt gemaakt dat het verhaal dat je in het eerste deel gelezen hebt, een treatment is dat Green naar een jurist in LA heeft gestuurd. Het verhaal lijkt wel erg op wat er in ‘werkelijkheid’ (in de werkelijkheid van het tweede deel) gebeurt was, maar er waren duidelijke verschillen aan te wijzen. Een voorbeeld (citaat): ‘’Green had in zijn treatment geschreven dat Benson naar de Cariben en later naar Marokko was gevlucht, maar onderzoek van het lichaam toonde aan dat Benson al bijna een jaar eerder was gestorven, vermoedelijk door bloedingen na een maagschot. Het bloed dat bij de kluis in het huis van Benedict Canyon was aangetroffen, behoorde tot dezelfde groep als dat van Benson.’’ (pagina 275). Dit vond ik erg sterk aan het boek, juist omdat je na het eerste deel dacht van ‘oh, zo zit het’ en dat toen toch bleek dat de ‘waarheid’ wel iets anders was. Het moment dat je erachter kwam dat je zojuist een treatment, een (deels) verzinsel van Green hebt gelezen, komt als een verrassing. Het is ook leuk om te lezen hoe het in het ‘echt’ anders is dan hoe het in het treatment ging. Dat vind ik erg knap van de schrijver en daar ben ik ook wel lovend over.

 Wat ik iets minder vind in het laatste deel is dat het nu niet helemaal duidelijk is hoe het nu wél echt is gegaan. Daar wordt geen uitsluitsel over gegeven. Ik snap wel dat de schrijver dit doet om de lezer over het boek te laten nadenken, maar ik vind het fijner als er gewoon helemaal duidelijk is hoe het precies in elkaar steekt. Dat vond ik jammer, maar ik kan me ook goed voorstellen dat sommige mensen juist wél met zo’n einde kunnen leven, omdat ze er hun eigen invulling aan kunnen geven.

 Over de spanning, de schrijfstijl, de ruimte en de tijd heb ik het al eerder gehad en daar ben ik wel, zoals ik reeds eerder heb verteld, lovend over.

 Mijn verwachtingen van dit boek zijn wel grotendeels overeengekomen met hoe ik het boek heb ervaren. De spanning die ik verwachtte is zeer zeker tot uitdrukking gekomen en ook de schrijfstijl van de auteur, waarover een klasgenoot me vertelde, sprak me aan.

 Al met al ben ik zeer positief gestemd over dit boek. Ik kan iedereen die wel van een spannend verhaal houdt dit boek zeker aanbevelen!

 
Bronnen

 Eigenlijk heb ik maar één bron gebruikt (voornamelijk voor de samenvatting en het genre). Voor de rest heb ik eigenlijk geen bronnen gebruikt. De bron die ik heb gebruikt, luidt:


 
Marc de Mik
5B