dinsdag 5 november 2013

Boekverslag 1 klas 6 (stromingsboek): Kees de jongen - Theo Thijssen

05-11-2013
Boekverslag 1 (stromingsboek), Marc de Mik 6B


Algemene informatie
Standaardtitelbeschrijving

·         Titel: Kees de jongen

·         Auteur: Theo Thijssen

·         Uitgave: Agathon/Unieboek b.v., Bussum 1974

·         Druk: 1923

·         Pagina’s: 338

 
Genre
Ontwikkelingsroman, sociale roman.

 
Samenvatting
Kees Bakels woont samen met zijn ouders, zijn jongere zusje Truus en zijn jongere broertje Tom in Amsterdam. Zijn ouders hebben een schoenenwinkel. Kees zit in de zesde en de laatste klas van de lagere school. Het gaat goed op school. Kees wordt benoemd tot 'jongen-van-de-bel', hij moet de deur openen voor laatkomers en ouders. Lees wil anders zijn dan de anderen. Als de kinderen op school prijzen mogen kiezen, kiest Kees een schaakspel. Een prijs die nog nooit iemand heeft gekozen. In de loop van het verhaal komt Rosa Overbeek bij Kees in de klas. Ze komt van een rijk instituut en Kees vindt haar al vanaf het eerst moment bijzonder. Hij vindt dat ze samen boven de medeleerlingen uitsteken en fantaseert regelmatig over haar.

Thuis gaat het minder goed. Zijn vader is ernstig ziek en de armoede staat voor de deur. Net als zijn vader weigert Kees de armoede en de ziekte van zijn vader te accepteren. Ondanks de armoede geeft zijn vader Kees een nieuwe atlas en een mooi pak in plaats van een vermaakte oude mantel. De cadeaus zijn een aderlating voor het gezin, maar leven voort als hoogtepunten in de herinnering van Kees. Zijn vader sterft als Kees met zijn broertje en zusje bij een oom en tante is. Op school ontfermt Rosa zich over hem. Ze schudt haar hoofd als de leraar voorstelt om te gaan zingen. Zingen in een klas waarin een jongen zit die net zijn vader heeft begraven, dat gaat toch niet? Kort daarna geeft ze Kees een pen. Kees vlucht ermee zijn fantasie in.

 Thuis gaat het na de dood van zijn vader steeds slechter. Ze verhuizen en krijgen een nieuwe kamergenote: juffrouw Dubois. De moeder van Kees begint samen met haar een koffie-en theehandeltje om aan geld te komen. Kees helpt hen door de nieuwe voorraden op te halen. Als de koude winter en hoge stookkosten het gezin verder de armoede in drijven, accepteert Kees de neergaande lijn. Hij besluit een baas te gaan zoeken en de school te verlaten. Zijn moeder gelooft hem eerst niet, maar is hem later vooral dankbaar.

In de slotscène van het boek ontmoeten Kees en Rosa elkaar. Op aandringen van Rosa, die merkt dat hij ergens mee zit, vertelt Kees dat hij gaat werken. Rosa kust hem op zijn wang en vlucht dan weg. Kees voelt zich zielsgelukkig.

 Verwerkingsvragen

 a. Noteer puntsgewijs de kenmerken van je stroming. Wees zo volledig mogelijk.
De stroming waaruit dit boek afkomstig is, is die van het neoromantiek. De kenmerken daarvan zijn:

-          Post-impressionistisch taalgebruik.

-          Niet rationeel, zakelijk en somber, maar fantasievol, wonderlijk en idyllisch.

-          Thema’s als eenzaamheid, zwerflust, verzet tegen de maatschappij en onvervulde verlangens (escapisme) en dood en verderf.

-          Beschrijvingen van het bovennatuurlijke en geheimzinnige (noodlot) en van exotische streken.

-          Gevoel en verbeelding staan centraal.

-          De neoromanticus leeft in onvrede met de hem omringende werkelijkheid, dit leidt tot verlangen.

 
 b. Licht de kenmerken die je bij a. genoemd hebt toe met voorbeelden uit de tekst, situaties uit de tekst, fragmenten of citaten.
Sommige kenmerken zijn in dit boek heel goed terug te vinden. Vooral het begrip ‘verlangen’ is in dit boek zeer evident. Kees is een dromer. Hij fantaseert over van alles en nog wat, o.a. over het meisje op wie hij verliefd is: Rosa Overbeek. Ook fantaseert hij zeer vaak over allerlei situaties waaruit zou blijken wat voor een keurig en beleefde jongen hij wel niet was en hoe goed hij de Franse taal beheerste.  Een voorbeeld van zijn fantasierijke gedachten is al te vinden in hoofdstuk 1, waar Kees van zijn gymnastiekleraar de opdracht heeft gekregen om voor hem wat schermspullen te halen. Kees fantaseert: ‘’De gymnastiekmeester was dus schermmeester ook, bedacht hij. Stel je voor, dat kòn toch best: straks kwam-ie aanzetten bij de gymnastiekmeester. ‘Zo Bakels, ben je d’r al. Geef maar ‘es hier. Dank je wel, hoor, maar loop nou niet dadelijk weg, je hebt toch geen haast?’ ‘Nee meneer, ik heb de hele middag de tijd, om vijf uur eten we pas.’ ‘Nou maar, dan kan ik je best ‘es wat schermen leren. Of kàn je ’t al?’ ‘Niks meneer, wel dikwijls van gehoord en gelezen.’ ‘Steek hier je kop dan ‘es in.’ En ze deden allebei hun maskers voor. ‘Ga mee maar naar de tuin, hebben we de ruimte.’ Begonnen ze… ‘Je hebt me maar wat wijsgemaakt, Bakels, je hebt het méér gedaan. Ik heb m’n handen vol an je.’ ‘Nee meneer, gerust niet.’ ‘Nou maar, dan heb je aanleg, veel aanleg, hoor. Rust nou maar ‘es even uit. Vermoeiend hè?’’’
Uiteraard doet deze hele situatie zich niet voor, maar het is kenmerkend voor Kees’ fantasie.

 Een andere passage die ik graag met u wil delen, staat in hoofdstuk 14. Na het overlijden van zijn vader, bedenkt Kees dat het misschien handig is om reclamebiljetten te laten drukken en verspreiden. Hij fantaseert weer volop over de manier waarop hij dat zou aanpakken: ‘’Waarom lieten ze ook niet ‘es van die reklamebiljetten drukken en uitdelen? Hij zou wel raad weten, en ze bij allerlei kennissen bezorgen. Op school de jongens opstoken: ‘Hier, geef deze brief aan je vader, en zeg dat-ie bij ons moet kopen; prachtige schoenen, jong, en verrekt-goedkoop, we winnen d’r zowat niks op, maar we willen ze nou eenmaal verkopen, hè.’ Al de meesters en juffrouwen gaf-ie een biljet, de juffrouwen van ’t bewaarschool van Tom bracht-ie d’r ook een paar. ‘O, als ze hem maar ‘es lieten begaan! Hij met ’n heel pak brieven de deftige grachten langs. Nee, niet zo-maar in de brievenbus stoppen. Een beetje moeite doen. Aanbellen. Mevrouw te spreken vragen. Ja zeker, te spréken. Hij zou zich niet door de meid laten afschepen. En dan zó beleefd binnenkomen, zó eeuwig-netjes zijn, dat mevrouw dacht: ‘Hé, wat zou dàt voor een jongen zijn.’’’
Ook dit is weer een van Kees’ tekenende fantasiegebeurtenissen.

Verder komt het thema ‘dood’ in dit boek aan de orde. De vader van Kees overlijdt namelijk. Kees heeft het hier wel moeilijk mee en hij ergert zich ook aan het gedrag van zijn broertje en (vooral) zijn zusje, die gewoon willen blijven buitenspelen e.d. Uiteindelijk moeten ze om deze reden zelfs verhuizen. Ook het thema dood is dus van toepassing.

 Ook het thema ‘eenzaamheid’ komt een heel klein beetje terug, maar zeker niet heel duidelijk. Die periode van eenzaamheid hangt een beetje samen met zijn vaders overlijden, maar dat is eigenlijk ook logisch. Dan moet hij even een poosje niet veel van anderen hebben, maar in andere delen van het boek heeft hij het wel over vriendjes e.d. dus is er daar niet echt sprake van eenzaamheid.

 
c. Leg uit welke mate het door jou gekozen boek een exponent is van de betreffende stroming.
Ik moet zeggen dat als ik de kenmerken van de neoromantiek eens naast dit boek leg, dat het me tegenvalt hoeveel ‘raakvlakken’ het heeft. M.u.v. van het thema ‘dood’ (en een beetje ‘eenzaamheid’), komen de andere thema’s eigenlijk niet terug. Ook van de andere kenmerken komt alleen het kenmerk van verlangen en fantasie zeer veelvuldig terug in het boek. Neem bijvoorbeeld het bij de kenmerken genoemde thema ‘verzet tegen de maatschappij’. Dat is in dit boek, mijns inziens, juist niet het geval. Kees is, of gedraagt zich in ieder geval als, een zeer beschaafde en beleefde jongen, die geen enkele vorm van recalcitrantie jegens volwassenen of bestaande maatschappelijke situaties vertoont. Hij doet graag alles ‘zoals het hoort’.  Het thema ‘zwerflust’ komt ook niet echt terug in het boek. Sterker nog, Kees wil bijv. liever helemaal niet verhuizen. Wel zwerft hij graag een beetje door Amsterdam, maar ik denk niet dat dat met op dit thema van toepassing is.

 Ook van de noodlotsgedachte is niet echt sprake. Wel sterft Kees’ vader in het boek, maar dat is in dit geval volgens mij geen kenmerk van het noodlot, daar Kees het zelf ook niet zo ervaart. Uiteraard vindt hij het heel erg dat zijn vader komt te overlijden, maar geen enkele keer staat in het boek iets genoemd van dat dit onvermijdelijk is en dat iedereen dit overkomt o.i.d. Daarnaast ik ook het beschrijven van het bovennatuurlijke en geheimzinnige en van exotische streken niet van toepassing op dit boek.

 Van escapisme is tenslotte ook niet echt sprake. Weliswaar fantaseert Kees zeer vaak, maar of hij dit doet om bewust te ontsnappen uit de werkelijkheid is nog maar de vraag. Kees is helemaal niet ontevreden met de werkelijkheid (m.u.v. de periode na zijn vaders dood uiteraard) en heeft daarom ook niet echt de behoefte om hem te ontvluchten.  Veel fantaseren en het willen ontvluchten van der werkelijkheid staat in dit geval volgens mij dus niet aan elkaar gelijk.

Al met al zijn er dus wel degelijk kenmerken van de neoromantiek in het boek terug te vinden, maar ook niet zoveel als ik aanvankelijk zou denken.


Bronnen:

http://leesdossierelisevantilborg.blogspot.nl/2011/10/leesverslag-kees-de-jongen-theo.html



PowerPoint literatuurgeschiedenis
 
 
Marc de Mik
6B




Geen opmerkingen:

Een reactie posten